Belevenissen van twee KOPPkinderen

“Ik wilde geen kinderen”, vertelt mijn moeder. Mijn broertje en ik kijken op van de tekeningen die we aan het maken zijn. “Als ik katholiek was geweest, dan was ik het klooster ingegaan”, vertelt ze verder. Ik had haar vragen gesteld over opa en oma, waarop mijn moeder begon te vertellen over haar ouderlijk huis. Waarom ze ineens begint over dat ze geen kinderen wilde weet ik eigenlijk niet.

Ik wilde geen kinderen

“Als ik katholiek was geweest, dan was ik het klooster ingegaan”, vertelt ze verder

Ze schuift haar kopje heen en weer op tafel. Het is een kopje met een plaatje van een rode roos. Er zit een klein barstje in, zie ik. “Waarom wilde je het klooster in?”, vraag ik. Ik kijk naar mijn eigen kopje. Op de bodem ligt nog een laagje half opgeloste suiker. Ik pak mijn lepeltje en schraap het eruit en stop het lepeltje in mijn mond. De zoete korrels op mijn tong geven me een aangenaam gevoel.

“Dan zou ik dicht bij God zijn”, zegt mijn moeder. “Oh”, zeg ik. Mijn broertje kijkt even op, legt zijn potlood neer en loopt langs me heen. Hij pakt zijn trekkers van de plank en zet ze op het tafelkleed. Hij heeft achter een van de trekkers een kiepwagen zitten en rijdt ermee heen en weer. “Brrrrr, brrrrmmm”, hij maakt een geluid alsof er echt een joekel van een landbouwtrekker over de tafel rijdt.

Over God heb ik al veel gehoord. Mijn moeder vertelt er veel over, maar ook andere familieleden en onze buren praten over God, dus ik weet al dat hij alles gemaakt heeft. Mijn moeder leest ook vaak in de bijbel. Het is zo’n dik boek met een zwarte kaft. De blaadjes zijn heel dun. Ik blaas er wel eens tegen. Dan fladderen ze zo leuk heen en weer.

Na het eten leest mijn moeder ons ook voor uit de bijbel. Dat doet ze in zo’n hoog tempo, dat de woorden op mij overkomen als gemompel. Ik heb wel eens gevraagd of ze niet wat rustiger kan lezen, maar blijkbaar kan ze dat niet, want ze blijft in het hoge tempo voorlezen.

”Ik wilde non worden, een bruid zijn van Jezus”, zegt mijn moeder met een zucht. Ik had al een keer een plaatje gezien van nonnen. Het waren vrouwen die in een oud gebouw met hoge ramen woonden en van die zwarte kleding droegen, met witte kappen op. “Waarom ben je dan niet het klooster in gegaan?”, vraag ik.

“Wij waren protestant en die hebben geen kloosters”, zegt mijn moeder. “Oh”, zeg ik. “Kon je dan niet katholiek worden?”, vraag ik. “Nee”, zegt ze, “dat kan niet. Als je protestant bent dan hoor je te trouwen en kinderen te krijgen.” De redenering ontgaat me volledig en ik weet dan ook niks meer te zeggen.

Ik besluit om met mijn broertje en zijn trekkers te gaan spelen en leg mijn tekening op de rand van de tafel. Samen spelen we een tijdje. In mijn hoofd blijft het klooster met de hoge muren en de nonnen met zwarte kleding nog malen. Wat doen ze de hele dag in een klooster? Het lijkt me maar saai.

Mijn broertje koppelt zijn trekker af en pakt een andere wagen om achter de trekkers te koppelen. Ik besluit met lego te gaan spelen. Dat heen en weer rijden met trekkers is ook eigenlijk best saai.

Het heden

Nu, jaren later, denk ik nog wel eens terug aan mijn moeder en de verlangens die ze had. Ze wilde dicht bij God zijn en had graag in een klooster haar leven aan God willen wijden. Kinderen wilde ze niet. Ondanks dat zei ze tijdens haar leven regelmatig: “Ik holle van al mien kinderen” (Ik hou van al mijn kinderen). Ze wilde geen kinderen, maar hield wel van ons.

Wat zal dat moeilijk voor haar geweest zijn. Het gevoel hebben dat je niet kunt doen wat je het liefst zou willen doen en je schikken naar wat er van je verwacht wordt. Dat roept bij mij als KOPPer de vraag op of we een keus hebben. Ooit heb ik besloten dat ik geen schuldgevoelens meer wilde voelen. Ik kon dat schuldgevoel als kind niet aan.

Een paar jaar later besloot ik dat ik helemaal geen negatieve gevoelens meer wilde voelen. Maar had ik een keus? Of waren de omstandigheden in combinatie van mijn genen zodanig dat ik geen keus had? Ben ik psychologie gaan studeren en heb ik mijn coachpraktijk opgezet omdat dit zo moet zijn?

De negatieve gevoelens kan ik nu weer toelaten, wat veel mooie momenten oplevert en heel veel kansen geeft. Ik denk uiteindelijk dat ik nu mensen kan begeleiden met diverse mentale problemen omdat mijn moeder geen kinderen wilde. En dat geeft me een fijn gevoel.